Egel in een zee van blaadjes

Een hemel verhaal over: grensoverschrijding, bang zijn, je kracht ontdekken.

Egel had er geen zin in vandaag. Het was een stomme, stomme dag. Die stomme zon scheen, er groeide al stomme bladeren aan de bomen! Alsof de dag niet erger kon.

De lente was begonnen en alle dieren waren wakker. Ook die lelijke rotkat, dat nare beest met zijn loerende ogen en sterke klauwen.

Vorige herfst was het mis gegaan. Egel was rustig zijn egel-ding aan het doen. Beetje snuffelen hier, slakje smullen daar. En daar sprong ineens de kat boven op hem! Egel had niet opgelet en dat was zijn eigen domme schuld. Terwijl de kat hem met zijn nagels de ene kras na de andere uitdeelde, deed egel zijn best zich zo snel mogelijk op te rollen. Toch had hij scherpe krassen op zijn buik. Hij voelde dat het bloedde. Egel was zo geschrokken dat hij drie dagen opgerold was blijven liggen. Toen hij bijna omrolde van de honger ontvouwde hij zich langzaam. Voorzichtig keek hij om zich heen…geen kat te zien. Een diepe zucht ontsnapte hem, pfoeiii…dat had hij maar net overleefd. Dat ging hem niet nog een keer gebeuren.

Hij leefde in angst verder. Goed oplettend dat de kat hem niet te pakken kreeg. De kat had het nog zes keer geprobeerd. Maar egel was nu altijd op tijd en rolde zich bij de eerste tekenen van mogelijk gevaar meteen op. Na de aanval had hij al zesentachtig keer opgerold gelegen, voor de zekerheid.

Egel was blij dat hij eindelijk zijn winterslaap kon gaan houden. Veilig verstopt tussen de doorntakken en de bladeren. Even rust van die rotkat.

Maar nu was hij weer wakker en scheen de zon. Egel kon maar aan één ding denken…de rotkat van vorig jaar.

Hij spiekte angstig onder de struiken door om te zien of de kat er was. Maar in plaats van gemene ogen, zag hij opeens twee pretoogjes voor zich. Ogen vol leven en plezier die vol verbazing over deze struik-ontmoeting groter werden.

“Hoooooiiii. Wat tof…ben je wakker. Eindelijk. Ik dacht dat je nog honderd jaar zou slapen. Man o man, je lijkt Doornroosje wel.”

Egel schrok vreselijk, en hop, daar lag hij weer, een opgerold balletje.

“Wauw, dat is cool. Jij kunt een bal worden. Vet. Kun je mij dat ook leren. Hoe doe je dat?”

Uit zijn ooghoeken zag egel een pluizige staart voorbij zwaaien.

Hard lachend probeerde dit wezentje zich tot net zo’n strakke bal op te rollen als de egel. Egel ontrolde zich. Zijn nieuwsgierigheid groter dan zijn angst.

“Nou, hoe doe ik het? Tadam. Kijk dan. Ik ben ook een balletje.” Egel keek met grote ogen naar dit vrolijke diertje. “Wat ben jij eigenlijk?” Vroeg egel.

“Wat ben jij eigenlijk?” Kaatste dit diertje terug. “Je bent een voetbal op pootjes. Een borstel voor de paarden, een schoenpoetser…ha ha ha. Ja, jij bent wel echt gaaf. Kun je ook in bomen klimmen?” Al lachend en babbelend rende het dier de boom in.

“Wat ben je dan? Pas nou toch op, kom uit die boom. Straks pakt de rotkat je.” Egel keek meteen zoekend de tuin door, maar zijn blik trok toch ook steeds naar deze vrolijke snuiter.

“Ik ben natuurlijk een eekhoorn. Kijk maar.” En roetsj, daar vloog hij omhoog langs de stam van de boom, rennend over de takken. Egel werd er duizelig van. “Kun je ook de kat zien, van daarboven?” Vroeg egel.

“Ja hoor, maar die kat doet mij niks. Die is bang voor mij. Ha ha. Wat een stomme domme kat is dat. Ik had ‘m mooi te pakken.”

“Hoe dan?” Vroeg egel… hij kroop onder de struiken vandaan om eekhoorn beter te kunnen verstaan.

“Ben je bang voor de kat? prikkelding.” Wilde hij jou ook te pakken nemen? Ha ha. Mij ook. Maar dat is lekker niet gelukt. Ik rende voor hem uit. En zo lokte ik hem helemaal mee de boom in. Hij wilde me zo graag pakken, dat hij niet meer keek waar hij was. Dus ik klom helemaal tot het topje van de boom. Kijk daar…daarboven in.”

Egel keek omhoog. Zo hoog had hij eigenlijk nog nooit gekeken, meestal zocht hij op de grond. De boom was oneindig hoog. Hij kon het topje nauwelijks zien. Was eekhoorn zo hoog geklommen. Wauw. Hij kon zich dan niet oprollen als een balletje, maar klimmen kon hij wel.

“Nou, dus daar klom ik. Ik zorgde dat ik de kat steeds voor bleef. En helemaal boven in de boom ben ik naar het dunste takje gesprongen. En daar kon die dikke rotzak niet opspringen. Haha. En bang dat hij werd. Hij durfde helemaal niet meer naar beneden. Hij heeft daar wel drie dagen in de boom gezeten. En zal ik je zeggen wat ik gedaan heb. Al de tijd dat hij daar hing, heb ik lekker noten naar hem gegooid. Ha ha ha.” De staart van eekhoorn bewoog als een vlag in de wind. Zo hard moest hij lachen. “En hij kon niks doen. Want anders viel hij uit de boom. Nee…die heeft zijn lesje wel geleerd.”

Egel keek verwonderd naar eekhoorn. “Maar, jij bent veel kleiner dan de kat. Hoe durfde je dat nou? Mij had hij ook te pakken hoor. Ik rol me nu op tot een strakke bal met al mijn stekels uit. En dan wacht ik tot ik heel zeker weet dat hij weg is.”

“Jij bent mal””, zei de eekhoorn. Waarom zou je dat doen? Je draagt altijd je wapens bij je. Ik moest mijn noten gaan verzamelen, maar jij hebt je stekels toch?” Egel keek hem met vragende ogen aan. “Ik snap je niet???” “Nou, je stekels man. Je hebt toch stekels?”

 “Ehhhh, ja?” Gaf egel toe.

“Nou dan! Pak die rotkat dan. Trek je stekel uit en gooi ‘m in zijn ogen. Dan doet hij niks meer. Je moet ‘m laten voelen dat je je niet zomaar te grazen laat nemen. Hij is de baas van de tuin niet. Ha! Mocht ie willen.”

Egel snapte er helemaal niks van. Bedremmeld keek hij eekhoorn aan. “Wat bedoel je nou?”

“Ik laat het je zien. Kom op. Geef me een stekel.”

Egel trok voorzichtig een stekel uit. “Auw!” Dat voelde niet zo heel prettig. Hij gaf eekhoorn de stekel. En eekhoorn gooide de stekel met een reusachtige kracht zo in de boomstam aan het einde van de tuin, waar hij nog natrillend in de boom vastzat. “Zo dus!” Zei eekhoorn zelfvoldaan.

De ogen van egel rolde bijna uit zijn hoofd. Dit was toch onmogelijk. En toen hij toch eindelijk geloofde wat hij zag begon er iets in egel te veranderen. Zou ik dit ook kunnen?

“Kom op kerel. Nou jij. Stekeltje gooien. Da’s een cool spel weet je. Kom op. Jij bent. Nee, wacht even.” Eekhoorn rende naar een plas water, doopte zijn staart erin, en tekende daarmee een cirkel op de boomstam. “Doelwit!” Riep hij vergenoegd.

Eerst kon egel er helemaal niks van. Maar eekhoorn liet hem voelen hoe hij zijn stekel op zijn poot moest wegen. Hij liet hem zien hoe hij één oog dicht moest doen om zijn doel te bepalen en zo werd egel steeds beter. Tot na een paar weken, hij zonder problemen zijn doel kon raken.

Op een dag verscheen de rotkat met zijn zelfvoldane grijns, maar dit keer was egel voorbereid. Hij trok een stekel uit zijn rug. En met één welgemikte worp raakte hij de kat vol op zijn kop. Krijsend van de pijn rende de kat ervan door. Vanaf dat moment kon egel van het mooie weer genieten. Hij had zijn stekels. Altijd! En ze raakten nooit op.