Een hemelverhaal voor Lotte, over: gescheiden ouders, loyaliteit, verdriet uiten.
Het gebeurde in de tuin. Zomaar. Wil je weten wat het was? Ik zal het je vertellen.
Het meisje zat in de tuin. Binnen in huis voelde het zo vreemd en zo raar. Ze was liever buiten. Het regende een beetje. Regen ruikt lekker. De aarde wordt lekker nat waardoor je er goed mee kan bouwen. Ze groef met haar vingers in de grond.
Ze was bezig een huisje te bouwen. Ze had al takken in de grond gezet. Eén stond een beetje scheef. Maar dat gaf niet. Als muren had ze de grote bladeren van de kastanjeboom gekozen. Ze probeerde of ze om de takken wilde blijven plakken met de natte grond, maar dat lukte niet. Ze had nog meer nodig. Dunne takjes om door de blaadjes te prikken. Lang gras om mee te vlechten. En oh….kleine zachte bloemetjes bij de deur. Die mocht ze vast wel plukken van mamma. En ja, stenen ook. Als tafel.
Als ze zo bezig was vergat ze even haar verdriet. Ze had veel tranen in haar lijf, maar die hield ze liever bij zich. Misschien, als ze met huilen begon, kon ze nooit meer stoppen. Dus bouwde ze liever.
Ze vroeg zich dan even af hoe het nou met pappa en mamma ging. Ze was zo bang dat ze niet meer van elkaar hielden. En wat gebeurde er dan met haar? Snel stopte ze de gedachte weg en ging verder met zoeken. Daar lag een dikke tak! Die voelde stevig genoeg om de muur van haar huis sterker te maken. Ze verzamelde van alles. En toen ze weer verder wilde bouwen gebeurde er iets geks.
De grond begon te trillen. Eerst kon ze het voelen. Maar al snel kon ze het ook horen rommelen. Alsof haar buik knorde van de honger. Ze schrok ervan en vroeg zich net af of ze naar mamma zou gaan, toen het opeens stopte.
De scheve stok was nog wat schever gezakt. Die moest ze er opnieuw inzetten. Ze groef wat aarde weg…..en daar begon het weer. De grond trilde precies waar ze zat. Ze was een beetje bang, maar ook vooral nieuwsgierig.
De aarde kwam omhoog. Het gat dat ze aan het graven was werd langzaam opgevuld met aarde, alsof het een molshoop was. Oh, zou het een mol zijn? Dacht het meisje. En ze klapte in haar handen.
De aarde verschoof nog meer. Nu viel de tweede stok ook om. En de derde. En waar ze haar huisje aan het bouwen was lag nu opeens een bruine ronde steen. En zodra hij er lag, stopte de grond met rommelen en trillen.
Vol verbazing bekeek het meisje de steen die uit de aarde omhoog was gekomen. Wat is dit? Zou ze het aanraken? Oppakken? Voorzichtig voelde het meisje even heel snel aan de steen. Een beetje nattig en hard. Gewoon koud. Ze voelde nog wat beter. Haar hand paste precies om de steen. Iets kleiner dan een tennisbal. Haar hand om de steen werd voelde warm en ze hoorde: “Neem me mee.”
“Wil je dat ik je oppak?” vroeg het meisje.
“Neem me mee.” hoorde ze weer.
Heel behoedzaam en voorzichtig nam ze de steen mee. In twee handen, zodat hij niet zou vallen.
Ze spoelde de steen schoon in een regenplas. En hij leek wel een soort diepblauw te worden. Met witte grillige vlakken. Een dikke ruwe stevige steen.
Zonder dat ze het wist drupte er tranen uit haar ogen. Zo zat ze in de tuin. Haar handen werden warm van de steen. Te warm, en ze legde de steen verbaasd in het gras. Maar de steen rolde naar haar terug. Nu gloeide hij tegen haar been. “Neem me mee”, hoorde ze in haar hoofd.
“Je bent te heet, ik kan je niet oppakken”, zei het meisje.
“Je tranen zullen mij verkoelen”, zei de steen. “Laat ze op me druppen”.
Nu pas merkte het meisje dat ze huilde. Driftig veegde ze haar tranen weg. “Er is niks met me aan de hand. Ik hoef niet te huilen”! Riep het meisje. De steen rolde naar haar toe. Hij leek een gouden gloed uit te stralen.
“Toch wel, meisje vol verdriet. Wij zijn stenen van het grote geheim. We brengen twee geheimen mee. En op het moment dat het verdriet van iemand zo groot is, dat het je lijkt op te eten, duwen wij onszelf omhoog uit de aarde. We helpen iedereen die te veel verdriet heeft. Het zijn altijd de kinderen die ons ook vinden”.
Voorzichtig pakte het meisje de steen op. Aan deze steen met geheimen kon ze haar verdriet wel vertellen. Dat voelde ze diep vanbinnen. En ze vertelde waar ze zo bang voor was:
“Pappa en mamma houden niet meer van elkaar. Ik weet het zeker. Ze doen helemaal niet lief. We eten nooit meer allemaal samen. En straks moet ik vast en zeker verhuizen. En misschien wel naar een andere school. Leren lukt me nu ook al niet. En straks gaan pappa en mamma uit elkaar. En dan? Wat gebeurt er dan met mij? Stoppen ze straks ook met van mij te houden”.
Nu ze dit allemaal had uitgesproken begon het meisje enorm te huilen. Haar lijf schokte en schudde. Mamma kon haar meisje horen huilen in de tuin en ze rende naar buiten om haar vast te houden. Ze hield haar stevig vast en liet haar huilen en huilen en huilen. En mamma huilde mee.
Het meisje hield de steen stevig vast in haar handen. Na een tijdje merkte ze dat de steen koeler aanvoelde. Hij lag lekker in haar hand.
“Nu, zei de steen, ga ik je een geheim vertellen. Het is een geheim dat zo oud is als de aarde zelf.
Je weet dat de zon iedere dag opkomt en dat hij zijn warme stralen, op ons, op de aarde laat stralen”?
“Ja natuurlijk”, lachte het meisje. “Dat weet ik wel”.
“Pappa’s en mamma’s zijn zonnen. En hun kinderen zijn de aarde. Zonnen stralen al hun warme liefde op de aarde”.
“De zon komt iedere dag weer op, hij kan niet anders.
Ouders houden altijd van hun kinderen, ze kunnen niet anders.
Dat, is het eerste geheim”.
“Maar pappa en mamma houden echt niet meer van elkaar. Dat weet ik van binnen”.
“Dat klopt”, zei de steen. “Als de ene zon te hard schijnt, kan hij de andere verbranden. Dat doet zeer”.
Twee zonnen? Lachte het meisje. Dat kan helemaal niet. Ha ha haha. Ze moest lachen. De steen schudde mee van zijn eigen lach.
“Oké slimme meid, heb je vriendinnetjes”?
“Ja, natuurlijk”.
“En heb je ook meisjes met wie je vriendinnen was, maar met wie je nu niet meer afspreekt”?
Het meisje moest even denken. “Ik was op vakantie vriendinnen geworden, maar haar zie ik niet meer. En ik speelde eerst veel met een meisje uit de straat. Maar de doet steeds zo kattig. Ik wil niet meer met haar spelen. Het is helemaal niet leuk meer”.
“Precies”. Zei de steen.
“Huh”? Zei het meisje.
“Precies! Pappa en mamma willen ook niet meer samen spelen”.
Het meisje knikte, ja, dat klopte wel. Pappa en mamma konden niet meer zo goed samenspelen. Ze maakten steeds ruzie.
“Jouw pappa en mamma weten niet meer hoe ze van elkaar moeten houden. Dat gebeurt in het leven. Hoe naar het ook is voor jou. Het is onveranderbaar.
Jouw pappa en mamma, houden altijd van jou. Dat is onveranderbaar”.
“Nu ga ik je mijn tweede geheim laten zien. Gooi me eens heel hard tegen de muur. Op je aller hardst. Vertrouw me maar.”
Het meisje gooide…en de steen viel op de grond.
“Nog een keer. Harder!” Er gebeurde nog niets.
“Gooi me tegen de muur met alles wat je hebt”, schreeuwde de steen.
En met een enorme schreeuw smeet het meisje de steen tegen de muur. Waarna hij in twee stukken in het gras viel.
Het meisje slaakte een gil van schrik en verbazing.
De binnenkant van de steen was een kristalgrot. Met glinsterende vlakjes en groeven. Het leek wel gebroken ijs. Het was prachtig. Wel duizenden kristallen schitterde en straalde in de binnenkant van de steen. Zoveel moois verstopt in zo’n harde ruwe steen.
Voorzichtig pakte het meisje de twee delen op, en ze hoorde.
“Als er tussen mensen iets stuk gaat, komt er na verloop van tijd, altijd, ALTIJD, iets moois tevoorschijn”.
Dat….is het grootste geheim”.