Een hemelverhaal over: precies goed zijn zoals je bent, gezien worden, zelfacceptatie.
Het was in een land hier ver vandaan. In een land hier zo ver vandaan, dat niemand eigenlijk zeker wist of het wel bestond. De geleerden hadden erover gelezen in hun oude geschriften, maar konden deze niet geheel en al ontcijferen. Een land hier zo ver vandaan dat het voor het blote oog niet zichtbaar was. Een land waar dorre droogte en hemelse buien elkaar afwisselde als de huid van de slang. Een land waar ieder kind wel eens van droomde. Wetend dat het bestond.
In dit land nu, woonde een kleine egel. En het was niet zomaar een egel. Neeeee. Het was een heel bijzondere egel. Als je goed keek, zag je dat zijn stekeltjes net ietsiepietsie langer waren dan die van andere egels. Hij poetste ze dan ook elke dag keurig op. Zodat ze er stralend bijstonden. Op een rustige dag nam de egel alle tijd om zijn stekeltjes één voor één in de was te zetten. Hij genoot van dit werkje.
En dat was nog niet alles hoor. Neeee. Als je goed keek, zag je dat zijn oogjes net een beetje zwarter waren, dan die van andere egeltjes. Een tikkeltje donkerder. Een waasje dieper. Het mooiste zwart dat je kende verschool zich in deze egel.
Verder zag hij er doodnormaal uit. Vier pootjes, een schattig snuitje, een ietwat nuffig neusje en twee prachtige oortjes. Ja…het was een heel normaal egeltje, eigenlijk. En ach, over zijn staartje sprak niemand.
Iedereen wist dat je het met egel niet(!) over zijn staartje moest hebben. Dat gaf geen pas. Trouwens..egel negeerde je gewoon. En niet eventjes hoor, nee, hij moest eerst zijn stekeltjes drie keer in de was gezet hebben voor hij je ook maar een woord waardig keurde. Over zijn staartje werd niet gesproken. Soms fluisterden ze tegen elkaar, als egel voorbij kwam: Het venijn zit ‘m in de staart, maar zo zacht dat egel het zeker niet horen zou.
In het hele land werd egel alom gewaardeerd. Zijn mooie lange stekels gaven hem net dat beetje extra. Zijn zwarte ogen moesten wel wijsheid bezitten. Dat kon niet anders. En egel was even vriendelijk tegen iedereen. Een tikkeltje afstandelijk misschien. Maar altijd even vriendelijk. En iets in zijn zwarte ogen waarschuwden je dat je het maar beter niet over zijn staartje kon hebben.
En op een dag, gebeurde het. Een vleermuis vond zijn weg naar het verre verre land. Hij had mijlenver gevlogen. Moe en uitgehongerd na zijn tocht door de duistere nacht. En hij was naarstig op zoek naar een koele donkere grot. Maar waar hij ook zocht en waar hij ook keek, in het hele land was geen enkele lekkere donkere diepe grot te vinden om in uit te rusten, om bij te komen van zijn lange reis. Wel was er eten in overvloed. En terwijl vleermuis zicht te goed deed aan een sappige sinaasappel kwam egel langs getrippeld. Hij knikte de vreemdeling allervriendelijkst toe zonder zijn pas in te houden.
Maar vleermuis liet zich niet allervriendelijkst wegknikken. Nee zeg, hij had mijlenver gevlogen om hier te komen. Het land van de beloften. Hij wilde wel eens even weten hoe het zat. En waarom er in het hele land geen donkere grot te vinden was.
Hé egel, wacht even wil je, zei hij met zijn mond vol sinaasappelsap. Ik zoek een lekkere donkere grot om uit te rusten. Ik heb zo ver gevlogen. Kun je mij vertellen waar ik deze vinden kan? Egel keek langs zijn nuffige neus naar vleermuis. Zijn donkere ogen versmalden zich enigszins en zijn stekeltjes gingen iets rechter staan. Een donkere grot zeg je? Nee, die kennen we hier niet. Wij hebben een prachtige hoge boom, een zonnig weiland, een koel bos, een zacht stukje heerlijk mos, een nest van blaadjes…maar een donkere koude grot…het moet niet gekker worden. Egel schudde zijn hoofd.
Oh, vleermuis keek vol verbazing naar egel. Maar…waar ga je dan naar toe om uit te rusten. Ik heb koude harde steen nodig om aan te kunnen hangen. In een diep donkere grot. Net zoiets als jouw ogen, zou je kunnen zeggen.
Egel keek met iets meer warmte naar vleermuis. Ja, ze had immers wel de mooiste donkere ogen van het hele land. En egel vond het heerlijk dat anderen in dit besef deelden. En terwijl egel zo met zichzelf bezig was gebeurde het.
Vleermuis zag het staartje van egel. En hij riep…oh, wauw…wat heb jij nou voor staartje? Dat is toch helemaal geen egel staartje.
Oei joei joei. Egel zijn stekeltjes trilden per direct van woede. Nog nooit had iemand het gewaagd zijn staartje zo open en bloot voor de voeten van het daglicht te gooien. Egels ogen waren niet langer diep donker zwart, ze werden rood gloeiend van zelfvoldane woede. Oh oh…egel ontplofte bijna. Hoe haalt die stomme fladderende vleermuis het in zijn domme kleine hersentjes. Mijn staartje geen egel staartje. Kom nou toch. Is hij helemaal belaaitafeld. Hoe durft ie! Hoe durft ie! Met een abrupte zwaai keerde hij vleermuis de rug toe, stekels hoog opgezet, en denkbeeldige stoomwolken rezen op uit zijn oren. Als egel iets meer gewicht had, had hij stampvoetend weg kunnen lopen.
Vleermuis keek met open mond naar egel. Vol verbazing. Wat was dat nou? Was die egel niet goed wijs geworden. Hij heeft toch helemaal geen egel staartje, dat kan een blinde mol zelfs nog zien. En toen begon vleermuis keihard te lachen, de tranen biggelde over zijn wangen. Zijn vleugels flapperde als een dolle op en neer. Ha ha ha. Oh egel toch. Ha haha.
Egel wist niet wat te doen. Hij rolde zich op als een balletje. Zijn kleine staartje stak erboven uit. En hij voelde zich heel nietig en klein worden. Niet alleen werd hij gezien, nu werd hij nog uitgelachen ook. En dat door zo’n stomme vleermuis vol sinaasappelsap.
Vleermuis zag dat het egel toch wel erg aan het hart ging. En al begreep hij niet wat er met egel was, hij ging toch naar hem toe. Voorzichtig streek hij met zijn vleugel over het staartje van egel. Maar egel, het is een prachtige staart. Het is de mooiste staart die ik ooit heb gezien. Waarom zou je daar nou zo overstuur van moeten raken. Kijk nou zelf.
Egel’s zwarte betraande ogen keken eens voorzichtig naar zijn achterste. Dat had hij lange tijd vermeden. En tussen al die stekeltjes zag egel zes prachtige kleurige pauwenveren. Precies op egel formaat. Egel kon het niet geloven. Het waren echt prachtige veertjes. In het midden diep donkerblauw, als een oog. En daaromheen alle kleuren van de regenboog.
Dat hij dat toch nooit gezien had. Hij zag altijd alleen maar dat hij zo anders was dan alle andere egels. Dat zijn staartje er heel anders uitzag en dat iedereen hem daarom vast lelijk en stom vond. Hij verafschuwde zijn anders zijn en daarmee zijn prachtige staartje.
Vleermuis had egel opnieuw leren kijken. Hij durfde nu de schoonheid te zien van zijn eigen speciale, prachtige, unieke egel staart
Trots als een pauw zette egel eindelijk zijn staartje op. Zes stuks glanzend blauwe magische ogen keken nu naar een land hier ver ver ver vandaan. Waar kinderen lagen te dromen. En wisten, dat dit bestond.